Hoe bereken je de terugverdientijd van zonnepanelen?

,,Op een feestje vorige week vroeg Cocky Hoogeveen van Houhetwarm of ik niet een blog wilde schrijven over mijn werk. Als architect bij RSW architecten ben ik veel bezig met energieverbruik van gebouwen en met energiebesparende maatregelen. In een gesprek met een andere gast van dit feestje kwamen we te spreken over het berekenen van de terugverdientijd van PV zonnepanelen. Dat leek me een geschikt onderwerp om iets over te schrijven”, aldus architect Frank Schnater. Hierbij zijn blog. Waarvoor dank!

Bij de afweging om te investeren in zonnepanelen kun je een drietal benaderingen onderscheiden. De benadering die meestal als eerste ter sprake komt is de ‘eenvoudig financiële’. Hiermee bedoel ik de rekensom waarbij alle kosten en baten vanuit het gezichtspunt van de opdrachtgever in kaart worden gebracht. Deze kosten zijn:

  • – aanschaf panelen en randapparatuur
  • – installatiekosten (arbeid)
  • + opbrengst van de panelen x vergoeding die het elektriciteitsbedrijf
  • + hiervoor betaalt eventuele subsidie

Deze rekensom wordt iets ingewikkelder als je verrekening van eventueel aftrekbare btw meetelt, het afnemende vermogen van de panelen over de tijd (deze loopt langzaam terug, vooral door verkleuring van de panelen, tot ±80% na 25 jaar), manier van afschrijven en dergelijke.

Terugverdientijd van zonnepanelen en salderen

Voor particulieren zijn de energiebedrijven verplicht de terug geleverde elektriciteit van de panelen te ‘salderen’, dat wil zeggen te verrekenen met de, van het elektriciteitsbedrijf, gekochte energie. Dat komt er op neer dat de vergoeding per kWh van ongeveer €0,22. Een gemiddelde installatie verdient zich daarmee in ongeveer 11 jaar terug.

Terugverdientijd en kosten energiebedrijf

De tweede benadering die je zou kunnen hanteren bij de terugverdientijd van zonnepanelen is die waarbij je kosten verrekent die het energiebedrijf moeten maken. Zonne-energie heeft als nadeel dat het er vooral is op momenten dat we het niet nodig hebben, namelijk als het licht en warm is, terwijl we de meeste energie verbruiken als het koud en donker is.
We moeten daarom de opgewekte zonne-energie kunnen opslaan. De gemiddelde zonnepanelen-eigenaar doet dat in feite door de opgewekte energie aan het energiebedrijf te verkopen die het probleem dan verder maar moet oplossen. Er wordt hard gewerkt aan verschillende technieken om energie op te slaan (zowel van zonnepanelen, maar ook van wind en waterkracht) maar momenteel worden de pieken vooral opgelost door centrales meer of minder energie te laten produceren en helaas ook door windmolens in vaanstand te zetten.

Kosten voor energiebedrijf

Dit betekent dat de energiebedrijven dus eigenlijk opdraaien voor (de kosten van) het bufferen van de zonne-energie. Deze kosten zijn erg moeilijk precies te becijferen en de meeste eigenaren van zonnepanelen zijn er ook niet zo erg in geïnteresseerd, maar voor een eerlijke vergelijking zou je het wel moeten verrekenen. Er wordt wel gezegd dat deze kosten vergelijkbaar zouden zijn met de transportkosten van de elektriciteit die nu gerekend wordt, dus ongeveer 25% van de opwekkingskosten. De vergoeding per kWh zou bij deze rekenmethode dus neerkomen op ongeveer €0,165. Bij deze berekeningsmethode kom je op een terugverdientijd van 12 a 15 jaar.

Terugverdientijd en energetische kosten

De derde benadering om de terugverdientijd van zonnepanelen te berekenen is om niet naar de financiële kosten te kijken, maar naar de energetische kosten. Je kijkt daarbij wat het kost aan energie om de installatie te maken (de zogenaamde ‘energie-inhoud’) en hoelang het duurt voor de installatie die hoeveelheid energie heeft opgewekt. Dit is ook een vrij complexe berekening. Je moet in kaart brengen hoeveel energie de gebruikte materialen kosten, hoeveel energie er aan transport verloren gaat en hoeveel aan arbeid. Ik vind dit de beste methode, omdat het namelijk de ‘duurzame’ prijs oplevert.

De terugverdientijd die uit deze berekening volgt is beduidend lager dan die uit de andere berekeningen volgen. Meestal komen dergelijke berekeningen uit tussen de 5 a 6 jaar voor een installatie.

Waarom de laatste berekeningsmethode zoveel gunstiger lijkt? Omdat fossiele brandstof veel te goedkoop is. Zoals uit het bovenstaande blijkt dus een factor 2 a 3 te goedkoop!

Frank Schnater
RSW architecten
www.rsw-architecten.nl